Gemiddelde pensioenleeftijd schuift weer verder op

De gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers is vorig jaar opgelopen tot 64 jaar en 10 maanden. Dat is 5 maanden ouder dan in 2016, meldt het CBS. Inmiddels gaat de meerderheid van de werkende Nederlanders pas na zijn 65e met pensioen. Sinds 2006 gaat de pensioenleeftijd jaarlijks gemiddeld zo’n 5 maanden omhoog.

Gemiddelde pensioenleeftijd schuift weer verder op

In 2002 was de gemiddelde pensioenleeftijd nog geen 61 jaar. Meer dan de helft van de werknemers (56%) ging toen al voor de 61e verjaardag met pensioen. Slechts 9,3% van de werknemers zwaaide toen af op de ‘standaard’ AOW-leeftijd van 65 jaar. Tot aan 2006 ging zelfs een kwart tot een derde voor zijn 60e met pensioen. Na 2006 is dat beeld drastisch veranderd door wetswijzigingen en de geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd vanaf 2013. Vorig jaar bedroeg die 65 jaar en 9 maanden. Ging in 2002 nog 87,7% van de werkende bevolking (ver) voor de 65-jarige leeftijd met pensioen, vorig jaar was dat aandeel 38,2%. Het aantal mensen dat nog voor hun 61e pensioneert, is vergeleken met 2002 verschrompeld: die luxe is weggelegd voor nog maar 7,4% van de werknemers. Het aandeel pensionerende 65-plussers is toegenomen tot 62%. Dat was in 2006 nog maar 12%.

Zesmaal zoveel werkende 65-plussers

Parallel aan de sterk stijgende pensioenleeftijd is het aantal personen van 55 jaar of ouder met loon als voornaamste inkomensbron tussen 2005 en 2016 met bijna 80% gegroeid tot 678.000. Het aantal werknemers tussen de 60 en 65 jaar is zelfs verviervoudigd tot 443.000. Er zijn ten opzichte van 2005 inmiddels zesmaal zoveel werkende 65-plussers. Het zijn er inmiddels 44.500.

Opleiding en geslacht spelen een rol: vrouwen gaan gemiddeld bijna 9 maanden eerder met pensioen, terwijl hoogopgeleide werknemers afscheid nemen met 64 jaar en 5 maanden. Laagopgeleiden moeten dan nog 10 maanden wachten op de allerlaatste werkdag.

(AM Web)